Ontwikkelingen
Structurele toevoeging vanaf 2027
Vooruitlopend op een nieuwe financieringssytsematiek heeft het kabinet in de septembercirculaire 2022 in 2026 eenmalig (landelijk) € 1 miljard beschikbaar gesteld. Dit bedrag is in de meicirculaire 2023 vanaf 2027 structureel toegevoegd. In de VNG ledenbrief van 17 mei 2023 is aangegeven dat gemeenten vanaf 2026 structureel € 3 miljard minder beschikbaar hebben voor het uitvoeren van gemeentelijke taken. Dit miljard is dus een gedeeltelijke reparatie van het ravijn.
Nieuwe financieringssystematiek vanaf 2027
Het uitgangspunt is dat het gemeentefonds voor de volumeontwikkeling vanaf 2027 geïndexeerd wordt op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product. Hiervoor is in de voorjaarsnota 2023 een (landelijk) budget gereserveerd van € 150 miljoen in 2027 en € 300 miljoen in 2028. In de meicirculaire 2023 is de nieuwe financieringssystematiek nog niet verwerkt.
Hervormingsagenda Jeugd
Het rijk en de VNG hebben op 18 april van dit jaar een principeakkoord bereikt over de Hervormingsagenda Jeugd. In de meicirculaire 2023 wordt voor jeugdzorg, onder voorbehoud van omzetting naar een definitief akkoord over de Hervormingsagenda, (landelijk) voor 2024 € 1,45 miljard en voor 2025 € 954 miljoen beschikbaar gesteld. Onderdeel van het akkoord is een verzachting van de eerder opgenomen besparingsreeks op jeugdzorg in 2024 en 2025. Vanaf 2026 zijn middelen jeugdzorg nog niet toegevoegd aan het gemeentefonds en is er een stelpost opgenomen.
Begrippen
Gemeentefonds
Het rijk stelt via het Gemeentefonds middelen beschikbaar om de gemeentelijke taken uit te voeren. Via circulaires verschaft het rijk ons informatie over de actualiteiten binnen het fonds. In deze begroting is het gemeentefonds bijgewerkt tot en met de meicirculaire 2023. Gebruikelijk is dat wij het meerjarige effect van de septembercirculaire bij de Eerste voortgangsmonitor verwerken.
Het gemeentefonds bestaat uit drie soorten uitkeringen: de Algemene uitkering, de Decentralisatie‐uitkeringen en de Integratie-uitkeringen. De uitkeringen hebben met elkaar gemeen dat gemeenten zich voor de besteding van de middelen niet hoeven te verantwoorden bij het Rijk.
Algemene uitkering
Deze uitkering is via de Financiële verhoudingswet gekoppeld aan bepaalde uitgaven in de Rijksbegroting. Stijgen die uitgaven dan stijgt de uitkering en dalen de uitgaven dan daalt de uitkering. Deze systematiek wordt de trap‐op‐trap‐af methode genoemd. Het Rijk verdeelt vervolgens de uitkering over alle Nederlandse gemeenten via een aantal maatstaven. Dit zijn statistische gegevens zoals aantal inwoners, bijstandsontvangers en oppervlakte land. Door vermenigvuldiging van de aantallen(q) met een bedrag per eenheid (p) wordt voor iedere gemeente de bijdrage berekend. Het surplus of het tekort aan middelen wordt via de uitkeringsfactor over alle gemeenten verdeeld. Onze uitkering wordt dus niet alleen beïnvloed door lokale veranderingen maar ook door ontwikkelingen in andere gemeenten. In onze meerjarenbegroting volgen wij de belangrijkste landelijke volume ontwikkelingen zoals die jaarlijks in de meicirculaire zijn opgenomen. Wijzigingen in bijvoorbeeld wettelijke taken of regeringsbeleid kunnen tot verhoging of verlaging van de uitkering leiden. Deze wijzigingen worden taakmutaties genoemd. Deze taakmutaties worden door het Rijk gekoppeld aan specifieke taken.
Accres
Vanaf 2018 is de basis voor het accres (toe-of afname) van het gemeentefonds gewijzigd. Tot dan toe werd het gemeentefonds gebaseerd op de NGRU (Netto Gecorrigeerde Rijks Uitgaven). De basis voor het gemeentefonds is sinds 2018 breder omdat de rijks uitgaven in de sociale zekerheid en zorg meetellen. De normeringssystematiek blijft aldus gelden maar het accres heeft voortaan de ARU (Accres Relevante Uitgaven) als basis. De gedachte hierachter is dat de accresontwikkeling zo stabieler wordt.
Decentralisatie-uitkeringen (DU’s)
Dit zijn uitkeringen voor specifieke onderwerpen zoals maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Soms zijn de uitkeringen eenmalig of beperkt in duur. Ook kan het zijn dat niet elke gemeente ervoor in aanmerking komt, denk hierbij bijvoorbeeld aan LHBT-emancipatiebeleid. Elke DU heeft zijn eigen verdeelsystematiek. Hierboven hebben wij al gemeld dat wij voor de besteding van deze uitkeringen geen verantwoording aan het Rijk hoeven af te leggen. Wel zien wij geregeld dat er tussen de gemeenten en het Rijk outcome‐doelen worden afgesproken.
Integratie-uitkeringen (IU’s)
Een integratie-uitkering is vergelijkbaar met een decentralisatie-uitkering. Wel zijn er verschillen. Een integratie-uitkering wordt uitgekeerd aan alle gemeenten. Daarnaast staat het vast dat de integratie-uitkering op termijn wordt overgeheveld naar de algemene uitkering. Een integratie-uitkering wordt vooral gebruikt om grote herverdeeleffecten op te vangen.
Sociaal domein
IU voogdij/18+ is volledig overgeheveld naar de algemene uitkering en de IU participatie is gedeeltelijk overgeheveld naar de algemene uitkering. De IU beschermd wonen blijft nog bestaan.